Ineengekropen wachte hij
op de genade klap, de seconden leken uren te duren en hij zag zijn leven aan
hem voorbij flitsen. Al de tijd vanaf zijn eerste moment, zijn eerste vlucht,
het begin bij het korps zijn vader en moeder, zijn eerste kus echt alles schoot
voorbij in zijn hoofd. Wachtend op het einde hoorde hij een krijs die als een
heet mes door zijn oren schoot. “Dat kan
er ook nog wel bij” dacht Bas, “nog een extra plekje pijn voor ik dood ga.”
Toch vond hij het raar, de klap was nog niet gevallen en er was overal commotie
om hem heen. Hij besloot zijn ogen open te doen en te kijken wat er aan de hand
was.
Vlak voor zijn ogen hing
het lange ding stil in de lucht en de grote leider die het ding vast had keek
niet meer naar hem maar leek zijn aandacht ergens anders op gericht te hebben.
“Nu is mijn kans,” dacht Bas “hij let nu even niet op dus misschien kan ik nu
vluchten”. Voorzichtig en zo stil als hij kon probeerde hij zichzelf in
veiligheid te brengen. De pijn was ondraaglijk maar hij was op zichzelf aangewezen
om weg te komen. Niemand die hem hierbij zou helpen. Terwijl hij zich voort
sleepte keek Bas nog even om naar de grote leider, hij had nog steeds niks in
de gaten en leek in gesprek met een kleiner wezen wat erbij was komen te staan.
Het grote ding was inmiddels neergelegd op de grond en er werd geen aandacht
meer aan Bas besteed. Bas hoorde het zware gebrom van de grote leider en het
schelle gepiep van de miniatuur versie van de grote leider maar hij kon er niks
van verstaan. Hij probeerde zich verder te slepen maar het deed teveel pijn.
Angstig bleef hij liggen op de plek om even uit te puffen en keek naar het
schouwspel wat er achter hem afspeelde. De kleine versie van de grote leider
had iets in de handen, het was een raar groot ding waar je door heen kon
kijken. Bas snapte er niks van want het leek wel een druppel maar daar was het
veels te groot voor en de wezens konden het gewoon vast houden zonder dat het
van vorm veranderde. “Wat kan dat toch wezen en waarom heeft ze het meegenomen
naar de grote leider?” dacht hij terwijl de twee wezens nog hard aan het praten
waren. De zware lage geluiden en het hoge gepiep bleven elkaar afwisselen en
hij zag dat de grote leider naar hem wees. De grote pakte het lange ding weer
en Bas verstijfde weer van de angst tot hij zag dat de grote leider weg liep.
Bas zuchtte van opluchting en wist dat hij toch nog een dag langer mocht leven
van het lot. Blij als hij was bedacht hij zicht dat dit misschien de laatste
kans was om zichzelf in veiligheid te brengen. Hij moest terug aan het werk
maar zijn lichaam was gebroken, hoe kon hij dan terug naar huis komen. Een
nieuwe angstgolf overspoelde hem terwijl hij zag dat het kleine wezen op hem
afkwam met die druppel. Hij hoorde weer het hoge geluid dat het wezen eerder
maakte maar hij kon er niks van maken en begreep niet wat het wezen wilde. Bas
probeerde zich weg te slepen van het wezen maar hij was niet snel genoeg,
angstig omkijkend zag hij het wezen op hem afkomen met de tanden ontbloot. “Het
wezen wilt mij verslinden” dacht hij “ik heb echt een slechte dag, zo word ik
bijna dood geslagen en nu word ik door de grote leider aan mijn lot over
gelaten om verslonden te worden door een van de onderdanen van hem.” Het wezen
kwam op hem af en met de rare druppel in de klauwen hoog boven zijn hoofd stond
het wezen voor hem. Met de tanden ontbloot hoorde hij weer het schelle geluid
en zag de ogen gepriemd op hem gericht staan terwijl de druppel langzaam over
hem heen zakte.
“Wat gebeurt er nu?” Met
zijn laatste krachten rende bas op de rand van de druppel af en zag de wereld
vervormen om hem heen tot hij een ‘klonk’ geluid hoorde en hij tegen een
onzichtbare muur klapte. Bas probeerde op te staan en tegen de muur op te
klimmen maar het was te glad en hij had er de kracht niet meer voor en besloot
het op te geven en te wachten tot het lot over hem beslist had.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten